Het project betreft een eengezinswoning die op een onbebouwd perceel van geringe breedte werd ingeplant. Deze smalle strook grond sloot aan op het perceel waarop de eerste woning van de klant en opdrachtgever zich bevond. De bebouwde omgeving, de geringe beschikbare breedte aan de straatkant en de topografie van het terrein maakten het op het eerste gezicht niet eenvoudig om dit perceel te valoriseren. Het bleef dus lange tijd braak liggen.
Op vraag van de klant ging het project de uitdaging aan om de bouwgrond te valoriseren. Het deed dit door de inplanting van een geoptimaliseerd volume dat echter volledig in overeenstemming was met de stedenbouwkundige voorschriften.
De architectuur werd afgestemd op de vrij alledaagse bebouwde omgeving. Op dit reeds erg beperkte perceel dwongen verplichtingen op het vlak van mandeligheden en stedenbouwkundige voorschriften de ontwerpers om de logica van de uitsparingen steeds verder door te drijven, vertrekkend van een maximaal volume.
Het project slaagde erin om het gewenste programma (woning en creatief atelier gelinkt aan een professionele ruimte) onder te brengen in een architecturaal ontwerp dat even eenvoudig als buitengewoon is.
In alle fasen van de bouw werd in belangrijke mate gebruikgemaakt van hout dat ook bewust zichtbaar werd gelaten vanuit de publieke ruimte.
De opengewerkte bekleding fungeert als een beschermende schil voor de muren en vervaagt geleidelijk totdat nog slechts een visuele filter overblijft. Deze filter zit tussen de blikken van de voorbijgangers en het creatieve atelier + kantoor waar natuurlijk licht vanuit het noorden (d.w.z. de straatkant) nodig was.
Het gebouw werd in een sterk hellend terrein ingewerkt. Dit was mogelijk door te spelen met niveauverschillen en de opeenvolging van de 3 verdiepingen van de woning via 4 tussenniveaus te laten verlopen. Deze niveauverschillen hebben ook te maken met aandacht voor het milieu. Er werd namelijk getracht om zo weinig mogelijk grond af te graven. Die zou noodzakelijkerwijs moeten worden afgevoerd, zodat het verstandig was om het vervoer te beperken en zo weinig mogelijk veranderingen aan te brengen in de natuurlijke topografie van het perceel.